Kinderen van God

Marten JanResources

In verband met het ontbreken van de audio, enkel de tekst


Galaten 3:26-4:7

Want door jullie geloof in Jezus Christus zijn jullie allemaal kinderen van God geworden. 27 Want alle mensen die in Christus zijn gedoopt, worden met Christus bedekt. Hij bedekt je zoals een kledingstuk je bedekt. 28 Hierbij maakt het niet uit of je Jood of geen Jood bent, slaaf of vrij mens, man of vrouw. Jullie zijn namelijk allemaal één in Jezus Christus. 29 En als jullie van Christus zijn, zijn jullie kinderen van Abraham. Daarom erven jullie zijn belofte. Zo is de belofte die God vroeger aan Abraham deed, nu ook voor jullie.

1 Ik bedoel het volgende. Stel dat een zoon al wel de erfenis van zijn vader heeft geërfd, maar hij is nog niet volwassen. Dan heeft hij eigenlijk nog net zo weinig als een slaaf. 2 Want hij is wel de eigenaar van alles, maar hij mag er zelf nog helemaal niets mee doen. Iemand anders neemt voor hem de beslissingen. En dat duurt tot het moment dat zijn vader had bepaald. 3 Hetzelfde geldt eigenlijk voor ons. Zolang wij Joden nog niet ‘volwassen’ waren, moesten we gehoorzamen aan de wet van Mozes die God ons had gegeven. Net zoals een slaaf zijn heer moet gehoorzamen. 4 Maar toen het moment was gekomen dat God had bepaald, stuurde Hij zijn Zoon. Die Zoon werd geboren uit een Joodse vrouw. En omdat Hij dus een Jood was, moest Hij zich aan de wet van Mozes houden. 5 Alleen zó zou Hij de mensen die zich ook aan de wet van Mozes moesten houden, kunnen bevrijden. Zo zouden we niet langer slaven zijn. We werden kinderen van God, met de rechten van kinderen. 6 En omdat jullie kinderen van God zijn, heeft God de Geest van zijn Zoon in jullie hart uitgestort. Die Geest roept in je: “Lieve Vader!” 7 Jullie zijn dus geen slaven meer, maar kinderen van God. En omdat jullie Gods kinderen zijn, erven jullie ook, dankzij Christus.

Laten we bidden.

Stel je voor dat Linda en ik zouden komen te overlijden, dan erven onze kinderen alles. Als dat nu zou gebeuren, dan zou het geld wat ze dan zouden krijgen, besteed worden aan veel dingen. Maar ik vraag me af of dat een goede investering zou zijn waar ze later nog steeds blij mee zouden zijn. Aan die situatie moet je denken wanneer Paulus spreekt dat zolang een erfgenaam een onmondig kind is, hij onder voogden en beheerders staat. Dat is iemand die de taken op zich neemt, omdat degene die de taak eigenlijk moet uitvoeren, nog niet oud en wijs genoeg is om dit te doen.

Paulus spreekt over ons als zonen van God. In de tekst die we net lazen, wordt gesproken over kinderen van God, de herziene statenvertaling spreekt ook over kinderen van God. Maar de grondtekst spreekt over het woord “zonen”. Waarom spreekt Paulus over zonen en waarom is dat voor ons nu moeilijk te begrijpen? We leven tegenwoordig in een maatschappij waarin sekseverschillen zoveel als mogelijk moeten worden onderdrukt, weggestopt en zeker niet mogen worden benoemd. Een man mag eigenlijk geen echte man meer zijn en een vrouw geen echte vrouw. Want dan benadruk je de verschillen teveel. Dus als we hier zoon neerzetten, dan kan het zijn dat mensen dat opvatten als een belediging. De belediging is dan dat we zoon neerzetten voor iets wat voor mannen en vrouwen is. Wat Paulus hier doet is revolutionair voor die tijd. In de tijd van Paulus en ook daarvoor waren vrouwen niets waard en deelden ze niet in de erfenis. Het woord ‘zoon’ moeten we daarom ook oppakken als ‘wettige erfgenaam’, een status die vrouwen nooit hadden. Het evangelie leert ons dat we allemaal zonen van God zijn, in Jezus. We zijn allemaal erfgenamen. Dat is iets wat je als vrouw moet accepteren. Net zoals de mannen moeten accepteren dat ze, met alle christenen samen, de bruid van Christus zijn. Dus best een eerlijke verdeling; mannen maken deel uit van de bruid van Christus en vrouwen zijn zonen en dus erfgenamen. Als je niet accepteert dat je een zoon van God bent, dan ontgaat het je hoe radicaal en geweldig deze uitspraak is.

Daarnaast zijn we bekleed met Christus, of zoals de tekst van net zei; Christus bedekt je zoals een kledingstuk jou bedekt. Om dat eens beeldend te maken, moest ik denken aan het verhaal van Jakob en Ezau in het oude testament. Heel kort samengevat: Jakob en Esau zijn een tweeling en hun vader is Isaak. Esau wordt als eerste geboren, maar God heeft vooraf bepaald dat de oudste de jongste zal dienen. Waarom is even niet relevant voor nu. Isaak houdt meer van Esau, het is een man die van jagen houdt, veel met zijn vader op pad is en vaak met lekker vlees thuis komt. Rebekka, de vrouw van Isaak, houdt meer van Jakob, het is een man die veel in en om het huis is. Op een gegeven moment komt Esau terug van de jacht, heeft Jakob een lekkere soep gemaakt en Esau wil graag wat van die soep. Na wat discussie verkoopt Esau zijn eerstgeborenenrecht aan Jakob. Als Isaak op oude leeftijd aan Esau zijn zegen wil geven, hoort Rebecca dat. Esau moet wat jagen voor Isaak en dit voor hem klaarmaken, waarna Isaak hem zal zegenen. Isaak is op dat moment redelijk blind. Rebecca spoort Jacob aan om het eten klaar te maken, de kleren van Esau aan te trekken. Daarnaast werden over de armen en handen van Jakob geitenvellen gedaan om hem wat behaarder te laten zijn. Isaak komt uiteindelijk nergens achter en Jakob krijgt de zegen.

Dat is even het verhaal. Dan kan je denken wat dat te maken heeft met deze preek. Dat is het volgende. Stel jezelf eens voor als Jakob. Hoe zal hij zich hebben gevoeld op het moment dat hij met het eten bij Isaak kwam. Je kan je voorstellen dat Jakob ontzettend bang is voor ontdekking. Dat zijn vader bemerkt dat hij Esau niet is. Dan zou hij een vervloeking krijgen in plaats van een zegen. Dat is hoe veel mensen zich voelen op het moment dat ze naar God toe komen. Ze voelen zich als Jakob. “Oh, wat zal God wel niet denken?” of “Oh, straks ontdekt God dat ik niet zo heilig ben als ik me voordoe”. Het voelt alsof ze zich al iemand anders voordoen. Omdat de bedekking waarmee ze naar God gaan, onwennig voelt en niet je eigen is. Stel je voor wat er wat gebeurd wanneer Isaak net buiten het geitenvel had gevoeld of zijn vinger achter het touwtje was blijven hangen. Dan had Isaak ontdekt dat Jakob hem aan het bedriegen was. Zo voelen veel christenen zich ook tegenover God, ze hebben het gevoel dat ze Hem bedriegen omdat ze heel slecht over zichzelf blijven denken. Het bevrijdende is dat we door het werk van Jezus wanneer we in Hem gedoopt zijn, door God bekleed worden met Jezus. Dus als God naar ons kijkt, dan ziet Hij Jezus. Dan ruikt Hij Jezus, dan voelt Hij Jezus. We hoeven niet bang te zijn om ontdekt te worden, want God heeft ons zelf bekleed met klederen des Heils. We zijn bedekt zoals een kledingstuk ons bedekt. Dat geeft ons ultieme vrijheid en mogelijkheid om bij God te komen.

Dat we bekleed zijn met Jezus, geeft aan wat voor intimiteit er is tussen christenen en God. Dan kom je bij vers 28, dat zegt dat het dus niet uitmaakt wat onze achtergrond is of we nou Jood of Griek zijn, slaaf of vrij, man of vrouw. Er zit geen scheidslijn op grond van ras, sociale klasse, intelligentie, rijkdom, sekse en of wat dan ook. Dat houdt niet in dat we allemaal een grote eenheidssoep zijn en inwisselbaar zijn, maar dat we ondanks onze verschillen allemaal één zijn. Ik ben in eerste instantie Christen voordat ik iets anders ben. Alles wat de maatschappij als barrière op kan werpen om een verschil aan te brengen tussen mensen, wordt neergehaald in Jezus.

In juni sprak ik over Galaten 2:11-14 en vertelde dat ik super blij ben met onze kerk. Ik hou van de kerk en als ik in de kerk kijk zie ik dat we tegenwoordig weer tussen de 30 en 40 mensen op een zondag bij elkaar hebben. Tellend kwam ik samen met Vincent op 10 nationaliteiten die in de kerk zitten, met alleen maar mensen uit verschillende sociale lagen, jong en oud in een mooie balans. God heeft ons een gemêleerd gezelschap toevertrouwd. En ik vertelde dat ik het mooi vind hoe mensen met elkaar om gaan, zonder dat hier barrières lijken te zijn. Daarbij haalde ik het stuk aan dat in Jezus geen verschil is tussen mensen.

Ik vertelde ook dat ik minder zicht had op hoe we met elkaar verbonden zijn in vriendschappen en ik ben onlangs best geschrokken. Ik hoorde dat verschillende mensen zich eenzaam voelen in de kerk en dat is iets waar ik erg mee zit. Als ik hoor van mensen die alleen zijn op een zondag, niemand hebben gesproken in de tijd dat ze op zondagochtend binnen komen tot dat ze weer weg gaan, mensen die door de weeks geen contact hebben met anderen in de kerk. Daar ben ik erg van geschrokken. Ook omdat het totaal in tegenstelling is met wat ik hoor van gasten die de kerk binnen komen. Ze voelen zich welkom geheten, ze voelen zich erbij horen en ze voelen de onderlinge gezelligheid. En als dan mensen eenzaam zijn in de kerk is dat niet goed.

Als kerk zijn we, zoals Joop het vorige week zo mooi omschreef, een community van geloof en verwachting. Een gemeenschap, zoals het ook wel eens wordt beschreven. Kijk je dan naar de bijbel wanneer over dat woord wordt gesproken, dan wordt het woord ‘Koinonia’ gebruikt. Dat woord betekend samen delen, samen optrekken, intimiteit. Het is je leven actief delen met andere christenen à Actieve vriendschappen.

Ik vind het super goed om te horen dat mensen door de weeks contact met elkaar hebben. Met elkaar spreken hoe het gaat, dingen met elkaar ondernemen. Goed om die contacten met elkaar te hebben, ontwikkel die en verdiep die. Maar als je op zondag bij elkaar komt, probeer dan ook eens met mensen te praten met wie je normaal gesproken door de weeks geen contact hebt. Ga op zondag eens ergens anders aan een tafel zitten met mensen die je minder goed kent. Die misschien wel compleet anders zijn dan jij bent en doet. Omdat die mensen ook bij de kerk horen en jij ook bij de kerk hoort en op die manier bouwt aan actieve vriendschappen. Er is een reden waarom ik Marco niet spreek op zondag. Ik spreek hem door de weeks vaak genoeg en wil me op zondag liever richten op mensen die ik niet zo vaak spreek, omdat iedereen erbij hoort in de kerk. En met Marco heb ik dan op andere momenten (of tussendoor op zondag) wel contact. Maar misschien sta je zelf wel aan de zijlijn en zoek je niet zo makkelijk iemand op, dan moedig ik je aan om juist op mensen af te stappen en zelf daarin initiatief te nemen.

Laten we als kerk actief bezig zijn met de opdracht die Jezus gaf ik Johannes 17 toen Hij bad dat we allen één zullen zijn zoals de Vader en Jezus één zijn. Zodat de wereld zal zien wie Jezus is. Laten we daar actief in zijn, ook als de ander misschien wel anders reageert dan jij leuk zou vinden. Sommige mensen zijn niet geheel mijn type mens, maar ik zal je een verrassing verklappen: “God houdt net zoveel van die persoon als van jou.” Kijk ook eens naar de aansporing van Paulus in bijvoorbeeld Filippenzen 2:

1 Als jullie je inderdaad laten bemoedigen door Christus, en als jullie liefde voor elkaar hebben, en als jullie je door de Geest laten leiden, en als jullie met elkaar meeleven, 2 maak mij dan helemáál blij door samen één te zijn. Houd van elkaar. Heb allemaal hetzelfde verlangen en hetzelfde doel. 3 Doe niets om er zelf beter van te worden of om erover te kunnen opscheppen. Maar wees bescheiden en vind andere mensen belangrijker dan jezelf. 4 Let niet alleen op wat goed is voor jezelf. Let ook op wat goed is voor een ander.

Heel Filippenzen staat er vol mee: Zorg voor elkaar en investeer in vriendschappen, ondanks dat je misschien wat anders bent dan de ander.

Ik zou het super vinden dat, omdat God onze kerk laat groeien, we steeds meer nationaliteiten en verschillende soorten mensen in de kerk zullen hebben. Een kerk waar iedereen zich thuis voelt, waar iedereen welkom is, iedereen zijn of haar cultuur meeneemt, iedereen vriendschap bouwt met de ander omdat we allemaal weten dat we niets waren zonder Jezus. Ik kan niet zwaar genoeg benadrukken; zet je hier voor in! Laten we zorgen dat nu we deze grootte hebben, niemand alleen is en dat dit ook een cultuur is die we hebben. Zorg voor iedereen. Als we dan groeien naar de grootte die God ons wil geven, dat we dan nog steeds in ons DNA hebben zitten dat we zorgen voor iedereen en iedereen zich thuis- en gezien voelt en niemand alleen is.

Vanwege het feit dat we bekleed zijn met Jezus en delen in de erfenis door wat Hij heeft gedaan zo ontzettend mooi is, komt Paulus nogmaals terug op dit punt wat het betekend om een kind van God te zijn. Paulus haalt eerst aan wat een onmondig kind allemaal aan invloed heeft; namelijk niets. Hij verschilde niets van een slaaf. Net zoals voor mijn kinderen een voogd wordt aangesteld als we overlijden, zo is dat ook voor een onmondig kind. Dat was zo totdat God Zijn zoon zond. Jezus werd geboren als een echt mens, maar was volledig God. Hij was, net als alle mensen, verplicht zich aan Gods wet te houden. Maar Jezus alleen was in staat om ons vrij te kopen van de wet. Dat vrijkopen betekent: “Een slaaf voor de volle prijs kopen van zijn of haar eigenaar.” We waren eerst eigenaar van de wet, maar omdat Jezus de volledige prijs betaalde met zijn leven, kocht hij ons vrij en bevrijdde ons van de wet. Daardoor mogen we in de genade leven.

Vers 5 leert ons dat we, doordat Jezus ons vrij heeft gekocht, het recht van zonen zouden verkrijgen. Het woord wat hier wordt gebruikt is huiothesia dat betekent: “aanneming tot zoon, adoptie”. Het komt voort uit twee woorden die betekenen: “Zoon” en “plaatsen, zetten, (neer)leggen”. Het is een juridisch begrip dat aangeeft dat iemand een ander de titel en rechten verleent die een zoon heeft. Paulus beschrijft het in Romeinen, Galaten en Efeziërs. Hierbij zegt Paulus dat God de gelovigen aanneemt als Zijn zoon (kinderen).

In die tijd had dit een andere lading dat het wellicht in deze tijd heeft. Als een kinderloze man in die tijd veel bezittingen had, dan kon hij één van zijn slaven als zoon aannemen. Als dat gebeurde was de slaaf geen slaaf meer, maar had hij de wettige status van een zoon. Het mooie is dat we dus het recht op de erfenis ontvangen. De focus verplaatst zich dus van het als kinderen mondig worden, naar ontvangen. We ontvangen de erfenis niet omdat we mondig worden, maar omdat God ons als Zijn kinderen aanneemt.

Wat de erfenis hier op aarde inhoudt wordt misschien duidelijker door dit verhaal:

Het was halverwege de negentiende eeuw en een arme dokwerker was helemaal uitgekeken op het stuwen van lading in de schepen die naar Amerika voeren. Hij had verhalen gehoord, dat een man als hij in New York door zijn talenten te gebruiken, rijk en beroemd kon worden. Geboorte speelde geen rol. Hij begon van zijn spaarzame loon geld apart te houden zodat hij ooit zijn eigen ticket kon kopen.
Uiteindelijk brak die dag aan. Hij had voldoende spaargeld bij elkaar geschraapt voor de overtocht, maar er bleef niets meer over om de maaltijden in het scheepsrestaurant te betalen. Van het kleine beetje overgebleven geld kocht hij zoveel mogelijk brood, stopte het in zijn tas en begon de passage van tien dagen van Londen naar het land van zijn dromen.
Hij zette zichzelf op rantsoen en gebruikte het brood spaarzaam, maar tegen het einde van de derde dag was het helemaal op. Om de honger niet te voelen ging hij vroeg naar bed, maar in de duisternis werd het hongergevoel alleen maar erger. De geur van spek en de gebakken eieren voor het ontbijt in het restaurant wekte hem, en hij bracht de dag door met dromen over Amerika en de overheerlijke maaltijden die hij daar zou verorberen. Na de zevende dag werden de geuren een ware kwelling voor hem. Hij klopte op de deur van de keuken en smeekte om de restjes eten uit het restaurant. Een hoogst verbaasde chef-kok vroeg hem om zijn ticket en adviseerde hem de kleine lettertjes even te lezen. In de prijs van het ticket waren drie maaltijden per dag in het restaurant inbegrepen. Hij had honger zitten lijden in zijn hut terwijl hij had kunnen dineren in het restaurant.

Paulus maakt zich in zijn brief zorgen dat we ons gedragen als die Londense dokwerker. Het evangelie is niet alleen een belofte voor een mystieke bestemming die wij zullen bereiken aan het einde van een hongerige reis die wij ‘leven’ noemen. De erfenis die we hebben gekregen is dat we de verlossing mogen ervaren door het werk van de Heilige Geest. Daardoor kunnen we een intieme relatie met God hebben en zeggen “Abba Vader”, Abba als meest intieme woord wat een kind in die tijd tegen zijn vader kan zeggen.

Als kind van God hoef je voor niets en niemand bang te zijn, want alles is van onze Vader. God zal ons eervol behandelen zoals Hij zijn enige Zoon eervol behandeld. Wij mogen net zo één zijn met God als dat Jezus één is met God, zoals Hij in Johannes 17 bad. En laat dat nou net ook een eenheid zijn die wij met elkaar mogen hebben.

Op grond van het evangelie roep ik je op om:

  1. Te accepteren en erkennen dat je een erfgenaam van God bent en bekleed bent met Jezus.
  2. Te investeren in actieve vriendschappen in de kerk.
  3. Te gaan ervaren wat de erfenis nu al inhoud in de intieme relatie met God. De aanwezigheid van God te ervaren in je eigen leven en in het leven in de kerk.

Als je die intieme relatie met God nog nooit hebt ervaren, dan wil ik graag met je bidden. Misschien heb je hem wel nog nooit ervaren, omdat je Jezus nog niet hebt aangenomen. Ik wil je graag aan Jezus voorstellen. Heb je Jezus al wel aangenomen, maar ervaar je de intieme relatie met God niet? Ook dan wil ik graag met je bidden. God heeft zoveel moois voor ons in petto. Zullen we met elkaar bidden?