Zorg voor armen

Marten JanResources

Audio volgt….

 

Galaten 2:1-10 (Basic Bijbel): 6 Maar de leiders van de gemeente (het maakt mij niets uit wat ze daarvóór waren, want voor God zijn alle mensen gelijk) hebben mij geen andere taak gegeven. 7 Nee, juist niet. Want ze begrepen dat ik die taak van God had gekregen. Voor hen was het duidelijk dat God wilde dat ik het goede nieuws aan de niet-Joodse volken zou brengen. Net zoals Petrus duidelijk de taak had om het goede nieuws aan de Joden te brengen. 8 God had aan Petrus de kracht gegeven om zijn boodschapper te zijn voor het Joodse volk. Diezelfde kracht had God aan mij gegeven om zijn boodschapper te zijn voor de andere volken. 9 Dat zagen ze ook. Daarom zeiden Jakobus, Petrus en Johannes (de belangrijkste leiders van de gemeente van Jeruzalem) tegen mij dat ze het helemaal met me eens waren. Ze drukten mij en Barnabas de hand. En we spraken af, dat wíj naar de niet-Joodse volken zouden gaan, en zíj naar de Joden. 10 Alleen wilden ze graag dat we ook ons best zouden blijven doen om de arme gelovigen in Jeruzalem te helpen. Dat heb ik dan ook altijd gedaan.

Zullen we bidden?

We hebben de vorige keer uitgebreid stilgestaan bij het feit wat hier gebeurde. Het belang van deze bijeenkomst. Als je dat gemist hebt, dan nodig ik je van harte uit om na de dienst die preek nog een keer na te luisteren. Vandaag zullen we het hebben over het laatste vers; 10 Alleen wilden ze graag dat we ook ons best zouden blijven doen om de arme gelovigen in Jeruzalem te helpen. Dat heb ik dan ook altijd gedaan.

Het is misschien verrassend om te zien dat Paulus geen opmerkingen kreeg op zijn evangelie, dat was helemaal zoals ze het ook in Jeruzalem leerden. Maar een kenmerk van de christelijke eenheid wordt hier genoemd dat “we de armen ondersteunen”. Paulus en Petrus hadden beiden een eigen missieveld. Paulus zou gaan naar de heidenen en Petrus zou gaan naar de Joden. Ze hadden allebei wel dezelfde verplichting; namelijk om voor de armen te zorgen. Hier zijn twee redenen voor, een algemene en een specifieke.

De specifieke reden komt voort uit de vergadering in Jeruzalem, de christenen in Jeruzalem waren veel minder bedeeld dan de christenen in de gebieden waar Paulus kerken stichtte. De heidense gebieden waren veel rijker. Dat is ook wel duidelijk als we kijken naar de brieven die Paulus schrijft in het nieuwe testament.

De apostelen in Jeruzalem drongen er daarom op aan dat de gemeenten uit de rest van de wereld en de Joodse gemeente nauwe banden onderhielden, zodat ze hun aardse goederen net zo met elkaar konden delen als binnen de plaatselijke gemeente gebeurde.

Wellicht hebben we hier in Utrecht niet meer dezelfde arme gelovigen als in de tijd van Paulus. Maar ook wij hebben te maken met armoede.

Om het even te verplaatsen naar de Utrechtse situatie: We leven hier in Utrecht. In Utrecht totaal leeft 1 op de 11 mensen op of onder de armoedegrens, de armoedegrens ligt voor alleenstaanden op €11.254 per jaar en voor een echtpaar met 2 kinderen op €19680. 15% van de kinderen in Utrecht groeit op in armoede, dat zijn 9.900 kinderen. Voor Utrecht Zuid, waar wij met onze kerk staan, leven 2400 mensen rondom het wettelijk sociaal minimum en dit zijn voornamelijk alleenstaanden. In Utrecht Zuid hebben 1 op de 5 gezinnen een armoederegeling. Dat is de omgeving waar wij in wonen of in ieder geval onze kerk hebben. Dat maakt meteen even dat het dichterbij komt dan een arme kerk in Jeruzalem. In Nederland hebben we dan welleswaar allemaal armoede regelingen, maar ook hier is armoede.

Algemeen.

In de algemene zin kunnen we zien dat de zorg voor armen als een rode draad door de bijbel heen loopt. Een hele belangrijke basis in de algemene opdracht is te vinden in Jesaja.

Jesaja 58:6
6 Is dit niet het vasten dat ik verkies: misdadige ketenen losmaken, de banden van het juk ontbinden, de verdrukten bevrijden, en ieder juk breken? 7 Is het niet: je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen? 8 Dan breekt je licht door als de dageraad, je zult voorspoedig herstellen. Je gerechtigheid gaat voor je uit, de majesteit van de HEER vormt je achterhoede. 9 Dan geeft de HEER antwoord als je roept; als je om hulp schreeuwt, zegt hij: ‘Hier ben ik.’ Wanneer je het juk van de onderdrukking uitbant, de beschuldigende vinger en de kwaadsprekerij, 10 wanneer je de hongerige schenkt wat je zelf nodig hebt en de verdrukte gul onthaalt, dan zal je licht in het donker schijnen, je duisternis wordt als het licht van het middaguur. 11 De HEER zal je voortdurend leiden, hij zal je verkwikken in dorre streken, hij maakt je botten sterk en krachtig. Je zult zijn als een goed bevloeide tuin, als een bron waarvan het water nooit opdroogt. 12 Je eigen mensen zullen weer opbouwen wat al eeuwenlang verwoest ligt; fundamenten, door vroegere generaties gelegd, zullen weer worden hersteld. Dan zal men je noemen ‘Hersteller van muren’, ‘Herbouwer van straten’.

In het hele oude testament klinkt door dat God verwacht dat een ieder genereus is en zorgt voor de mensen die het nodig hadden. In die tijd was er geen verzorgingsstaat zoals hij nu is. Wie zou er verantwoordelijk zijn wanneer er een familielid ergens in de problemen zou raken? Of wie is er verantwoordelijk wanneer zijn buren een stuk land moesten verkopenà Jij! Dus van iedereen werd verwacht dat ze een genereus hart zouden hebben.

Het begint al vroeg in de bijbel. Deutronomium 15 leert ons dat wanneer iemand een slaaf was geweest, omdat hij zo arm was dat hij zijn schulden niet meer kon betalen, deze in het 7e jaar zijn vrijheid terug moest krijgen. Maar die vrijheid was niet alleen door het openzetten van de deur, maar het was de bedoeling dat ze vervolgens ook nog eens spullen en goederen mee zouden krijgen. Op die manier konden ze weer voor zichzelf zorgen en voorkomen dat ze opnieuw onder een slavenjuk zouden komen te leven.

In de wet van de Joden zijn heel veel regels opgenomen voor de zorg voor de armen. Daarnaast sprak God ook met een regelmaat door zijn profeten heen over het gebrek aan armenzorg bij de Israëlieten.

Als je op verschillende plekken in het oude testament kijkt, maar ook kijkt naar de belofte over Jezus, dan kan je zien dat de armen en hulpbehoevenden veel aandacht krijgen.

Komen we weer terug bij het stuk in Jesaja, waarom staat dit in de bijbel en welke verbinding heeft dit ook met Galaten en de armenzorg? Om de tijd hebben we niet het eerste deel gelezen, maar daar lezen we dat de Israëlieten wel hard probeerden om God te behagen en bijvoorbeeld te vasten en te bidden, of zich aan Zijn regels te houden. Maar het begint al met het feit dat de Israëlieten zich niet hielden aan de plicht om het juk van de volksgenoten te verbreken. Zoals ik net al zei, in het 7e jaar moest men de slaven hun vrijheid teruggeven en hen spullen meegeven. Maar ondanks deze eis, werd dit door veel mensen niet gedaan.

We moeten volgens vers 6 de banden van ongerechtigheid verbreken en de onderdrukten vrijheid geven. Hij zegt eigenlijk dat wanneer er iets is waardoor mensen hun basisbehoeften niet kunnen krijgen “kleding, onderdak en eten” dat er dan onrecht is. Het roept ons op om ervoor te zorgen dat mensen hun basisbehoeften kunnen krijgen.

Het vasten wat God verkiest is dat wij voedsel verschaffen aan hen die er een tekort aan hebben. Dit wordt als eerste genoemd, omdat men zonder voedsel gewoon niet in leven kan blijven. Het onderdak verlenen aan armen zonder huis, voor mensen zorgen die van huis en haard verdreven zijn. Dat zijn dus geen mensen die vanwege onrecht wat ze zelf hebben gedaan uit hun huis worden gezet, maar mensen die onrechtvaardig uit hun huis zijn gezet en op straat moeten wonen. Dat kan zijn omdat ze het niet meer konden betalen, of omdat hen iets is aangedaan, waardoor ze niet meer zelf in hun onderdak konden voorzien. Dit is ook de reden waarom ik zo tegen de roep om het sluiten van grenzen ben. Hoe kan het zo zijn dat we in een land als Nederland vinden dat mensen die moeten vluchten van hun huis niet op zouden willen nemen?

Iemand kleden die naakt rondloopt. Ik verwacht niet dat we op dit moment veel mensen in Nederland hebben die naakt rondlopen. Als dat zo is, dan zitten ze niet veel later namelijk in een cel op een politiebureau omdat ze aan het naaktlopen zijn. Maar zie het eens anders, iemand kleden die eigenlijk geen geld heeft voor kleding. Ervoor zorgen dat iemand er weer fatsoenlijk bijloopt en dan niet alleen met de dingen die je zelf niet meer draagt omdat ze compleet afgedragen zijn, maar juist ook goede dingen. Of misschien het juist wel voor hen te kopen.

Jezelf niet verbergen voor je eigen vlees en bloed (HSV). Want armen zijn niet alleen mensen die toevallig geen of niet zoveel geld hebben, maar ook mensen die bijna tot geen aandacht krijgen. Eenzaamheid is een groeiend probleem in een land als Nederland. Om ons heen zien we steeds meer mensen die gaan voor hun eigen succes en mensen die alleen naar hun telefoon kijken. Dat zorgt er uiteindelijk voor dat we nu kerken in een wijk waar ontzettend veel eenzame mensen wonen. Maar niet alleen in deze wijk hebben we veel eenzame mensen. Wie heeft er in zijn familie niet een oom/tante/opa of oma die door zijn eigen houding ontzettend eenzaam is? Ben jij degene die deze wel opzoekt, of ben jij 1 van de familie die ze ook niet bezoekt?

Deze vragen zijn vragen die mij bezig hebben gehouden en ik ben er nog niet over uit. Het is namelijk iets wat moet beginnen in je eigen hart. God gaat achter ons hart aan en op het moment dat wij ons hart zetten op wat voor Hem belangrijk is, dan zullen we hier vanzelf mee bezig gaan.

Als we kijken naar hoe er over Jezus werd gesproken, dan werd er in Jesaja 11 al gesproken dat Jezus recht zou doen aan de hulpbehoevenden of armen. En in Jesaja 61 wordt er over Jezus gezegd dat Hij gezonden is om aan de armen het goede nieuws te vertellen. Dit gebruikt Jezus vervolgens als Johannes de Doper aan Jezus laat vragen of Hij de verwachtte verlosser is. Jezus leert ons daarnaast dat iedereen die werkelijk is aangeraakt door de genade van God zichzelf zal inzetten voor mensen die noden hebben.

Ook heeft Jezus nog een gelijkenis voor het eind van de tijden, in Mattheüs 25:34-41.
Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. 35 Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, 36 ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” 37 Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? 38 Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? 39 Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” 40 En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”

Daarbij is er een consequentie voor de mensen die niet omgekeken hebben naar de armen, zieken vluchteling of gevangene.

Jezus zelf gaf het ultieme voorbeeld. Doordat Jezus naar de aarde kwam, wat we met een moeilijk woord incarnatie noemen, is Jezus zelf arm geworden. Jezus legde zijn goddelijkheid af om mens te worden, volledig mens, maar volledig God. Hij leefde, at en ging om met de laagste sociale klasse. Dat noemde Hij “barmhartigheid” (matt 9:13). De Bijbel vraagt ons te worden zoals Hij en daarin wordt van christenen verwacht dat ze hun handen uitstrekken naar behoeftige mensen wanneer er sprake is van armoede. Daarnaast is de kerk een plek waar van de overvloed gedeeld wordt tussen rijken en armen.

Dit is ook wat de apostelen leren. In navolging van de profeten laten zij zien dat echt geloof onmiskenbaar zichtbaar wordt in werken van barmhartigheid. Lees daarover eens in Jakobus.

Hoewel iedereen die gelooft deze verantwoordelijkheid heeft, zien we ook dat in de eerste kerk speciaal mensen werden aangesteld voor deze belangrijke taak van de dienst van barmhartigheid te coördineren. (Handelingen 6:1-7). Dat laat dus zien dat de dienst van barmhartigheid een essentiële en onmisbare taak van de kerk is, net zoals het onderwijs en het eren van God.

Vraag: Stel je voor dat je jouw laatste woorden zou mogen spreken aan een groep mensen. Wat zou jij nog graag een keer willen benadrukken? (overleg 1 minuut).

Paulus heeft ook een laatste woord aan de kerk in Efeze. In zijn laatste bezoek aan Efeze in Handelingen 20:27 roept Paulus de oudsten van Efeze bij elkaar en zegt dat hij hun met “heel het raadsbesluit van God” vertrouwd heeft gemaakt. Dus alles wat hij weet en Hem door de Heilige Geest is toevertrouwd over wie God is. Het is daarom wel veelzeggend dat Paulus de oudsten met zijn laatste woorden aanspoort om de zwakken te steunen. Hij vond het dus niet alleen een belangrijk onderdeel van alles wat hij over God kon leren, hij vond het zo essentieel dat hij er de allerlaatste woorden die hij tot hen richtte aan wijdde. Net zoals de apostelen in Jeruzalem bij Paulus zelf hadden gedaan in Galaten 2:10. Voor Paulus was het zorgen voor armen dus niet een beetje theorie geweest, het was echt het leven van Paulus.

Wat is uiteindelijk het doel van het zorgen voor de armen? Dat we hen laten zien wie Jezus is en wat Zijn liefde inhoud. En de ultieme liefde is dat we hen het evangelie vertellen. Op het moment dat we erg goed voor de armen zorgen, maar hen niet vertellen over Jezus, dan is het uiteindelijk nog voor niets geweest.

Een belangrijk punt om in je achterhoofd te houden is dat het wel de bedoeling is, om er uiteindelijk voor te zorgen dat een ieder weer een eigen verantwoordelijkheid krijgt voor zijn eigen leven. Op het moment dat een arme zelf geen verantwoordelijkheid neemt in zijn leven en dus alleen profiteert van de zorg, dan is het ook Bijbels gezien nog maar de vraag of je voor hem moet blijven zorgen of hem op een andere manier verantwoordelijkheid moet leren.

Uiteindelijk krijgen we een vanuit Jesaja aantal beloften voor als we zorgen voor de armen:

  1. Ons licht zal doorbreken als de dageraad
    Jesaja 49 zegt dat ons licht zal schijnen als een licht naar de ongelovigen. Ze zullen iets zien van Jezus door ons heen. Jesaja 60 zegt dat volken laten zich leiden door jouw licht, koningen door de glans van je schijnsel. Als wij zorgen voor de armen willen de autoriteiten weten wat we doen. Maar op het moment dat mensen tot geloof komen, dan zullen levens veranderen en dat is iets waar niemand in de wereld verwacht dat dit kan.
  2. We zullen voorspoedig herstellen
    God zal in ons werken en ons herstellen. Het herstellen wat hier wordt bedoeld is het persoonlijke herstellen, zoals nieuw vlees wat over een wond gaat. Dus als je misschien verwond bent door situaties of gebeurtenissen, dan wil God daar als het ware een nieuwe huid over laten groeien, zodat ze niet meer zichtbaar en of pijnlijk zijn. De belofte is dat God de verwondingen weer zal herstellen, maar het zal juist ook voorspoedig gebeuren.
  3. Onze gerechtigheid (soort van reputatie) zal voor ons uitgaan en de majesteit van God vormt je achterhoede.
    God zal je een goede naam geven in je omgeving. Mensen zullen met lof en eer over je spreken, daarnaast zullen ze willen weten waarom je dit doet.
    Voor ons als kerk betekend het, dat wanneer wij zorgen voor de armen, wij daardoor een goede naam krijgen in de omgeving en men zal willen weten wat voor club mensen we eigenlijk zijn.
    Daar waar we zorgen voor de armen, zal het ook nog eens zo zijn dat we een deel van Gods heerlijkheid achterlaten.
  4. De Heer zal ons voortdurend leiden.
    We hebben behoefte aan voortdurende leiding van God in ons leven. Op het moment dat die leiding er is, dan weten we waar we naar toe moeten gaan. God spreekt niet in de bijbel of we een baan wel of niet moeten aannemen, of we moeten verhuizen en zo ja waarheen. God spreekt dat we Hem moeten zoeken en een heilig leven moeten leiden. Als we dat doen, dan zal Hij ons leiden op het pad wat voor ons open zal gaan.
  5. Hij zal ons verkwikken in dorre streken.
    We leven in een wereld die als een woestijn gezien kan worden. God zal ons niet alleen wijsheid en kennis, maar ook blijdschap geven. God zal ons vreugde geven die ons tot steun zal zijn in datgene wat we meemaken. Lees daarvoor ook nog eens in psalm 41:2, waarin staat: “Gelukkig wie zorgt voor de armen; in kwade dagen zal de Heer hem uitkomst geven.”

Hoe kunnen we dit nou op een goede manier praktisch maken?

Maar ook voor jou zelf is het goed om na te denken hoe jij dit vorm wilt geven. Wat ik niet wil, is dat je zo naar buiten loopt en de eerste de beste arme die je tegenkomt meeneemt naar je huis en die meteen onderdak geeft. Dat klinkt misschien vreemd, maar dat is voor een reden. Wat ik graag wil dat je doet is hier thuis nog eens over nadenken en aan God vragen of hij een verlangen in je hart wil leggen om voor de armen te zorgen. Ik loop hier zelf al een tijdje mee rond en denk na over hoe ik dit praktisch kan maken. Als voorbeeld zie ik regelmatig een straatnieuwsverkoper, als ik hem zie dan vraag ik altijd of ik wat voor hem mee kan nemen. Soms zegt hij hier ja op, soms ook niet. Ik ben voor mijzelf aan het zoeken hoe ik op een goede manier kan zorgen voor de armen. Ook als kerk zijn we aan het zoeken hoe we op een goede manier kunnen zorgen voor de armen, daarbij kijken we ook hoe we kunnen aansluiten bij onze familie van kerken. Maar heel eenvoudig en praktisch kan al zijn dat we mensen uitnodigen voor onze Relational Sunday, waarbij we lekker eten na afloop en ook investeren in relaties.

Bid hiervoor. Op het moment dat je nu iets gaat doen omdat het zo zou horen, dan ga je iets doen in eigen kracht en dat werkt niet. Dan gaan we bezig met dode werken en daar moeten we ons juist van bekeren. Vraag aan God om aan de slag te gaan in jouw hart, zodat je vanuit een verlangen wat Hij in je hart legt datgene doet wat Hij van je vraagt te doen. Hij weet precies wat jij wel of niet aankan en wat je wel of niet goed kan doen. Van daaruit kunnen we verder gaan en zorgen voor de armen.

Zullen we met elkaar bidden?