Utrecht 21 oktober 2018
Thema: leden van het lichaam van Christus.
Vandaag wil ik spreken over de kerk, de gemeente, als lichaam van Christus en wat het betekent dat wij deel zijn van dit lichaam.
Lezen: Efez. 1:22,23; 4:11-16:
22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, 23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.
11 En hij is het die apostelen heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren, 12 om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd, 13 totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus. 14 Dan zijn we geen onmondige kinderen meer die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen. 15 Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toe groeien naar hem die het hoofd is: Christus. 16 Vanuit dat hoofd krijgt het lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.
- De gemeente, een lichaam
Het woord kerk (de gemeente) komt van het Griekse woord ecclesia wat zoveel betekent als vergadering of een bijeengeroepen groep mensen.
En dat is precies hoe de Bijbel de gemeente noemt:
9 Maar jullie zijn een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die je uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht. 10 Eens waren jullie geen volk, nu zijn jullie Gods volk; eens viel Gods ontferming jullie niet ten deel, nu wordt zijn ontferming je geschonken.
(1 Petr.2:9,10).
Het N.T. gebruikt meerdere namen als symboliek voor de kerk, de gemeente, zoals ‘tempel van God’, huisgezin en het beeld van een lichaam om duidelijk te maken wat de gemeente is en hoe ze functioneert.
Om te kunnen begrijpen hoe de gemeente werkt, kijken we naar de analogie (het beeld) van het lichaam:
Rom. 12:4,5:
Zoals ons ene lichaam vele delen heeft en die delen niet allemaal dezelfde functie hebben, zo zijn we samen één lichaam in Christus en zijn we ieder apart, elkaars lichaamsdelen.
Zoals ons ene lichaam (soma = lichaam) vele leden (melos = lid, lidmaat) heeft en die leden (melos) niet allemaal dezelfde functie hebben, zo zijn we samen (polus= veel, groot, machtig) één lichaam in Christus en zijn we, ieder apart (kata eis = elk een), elkaars (allelon = elkaar, wederzijds) lichaamsdelen (melos).
1 Kor. 12:12-14:
Een lichaam is een eenheid die uit vele leden bestaat; ondanks hun veelheid vormen al die leden samen één lichaam. Zo is het ook met het lichaam van Christus. Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn allen van één Geest doordrenkt, of we nu Joden of Grieken zijn, of we nu slaven of vrije mensen zijn. Immers, een lichaam bestaat niet uit één lid, maar uit vele (polus).
Het lichaam (net als ons eigen lichaam) is een geheel en wordt bestuurd door het hoofd. Voor de kerk is dat Jezus.
- Hoe werkt het?
Het hoofd
Jezus is het Hoofd van de gemeente, m.a.w. Hij bepaalt hoe Zijn lichaam gebouwd en vormgegeven wordt.
Hij fungeert echter ook als basis voor de gemeente: Hij is het fundament en de hoeksteen. Een hoeksteen was in de oudheid zowel een verbindingssteen tussen de muren, als een sluitsteen die als bekrachtiging van het bouwwerk boven de poort werd ingemetseld, als eerbetoon aan de bouwer.
Leiders namens Jezus
Om de kerk te kunnen leiden heeft Jezus mensen aangesteld die namens Hem de gemeente leiden, dat zijn:
- Oudsten
De Bijbel noemt ze de herders van de gemeente (pastors). Zij zorgen ervoor:
- Dat de kerk weet waarheen we op weg zijn (= leiden)
- Dat de kerk onderwezen wordt (= weiden)
- Dat er naar de kudde wordt omgekeken ( = hoeden/zorgen)
- Dat de kerk beschermd wordt tegen verkeerde invloeden en valse leringen (= hoeden/bewaken)
De oudsten worden bijgestaan door:
- Leiders/diakenen
Verder zijn er nog andere soorten leiders die in tussen en met de kerken werken:
- Apostelen, Profeten, Evangelisten, Herders en Leraars
- De leden
Zij vormen de eigenlijke kudde, maar zijn tevens ook door God geroepen om in verschillende gaven en diensten te functioneren.
De uiteindelijke verantwoording voor de kudde heeft Jezus neergelegd bij de oudsten van de kerk, zij moeten ook bij Hem verantwoording afleggen (Hebr. 13:17; 1 Petr. 5:4)
- Het fundament van de kerk
De Bijbel noemt Jezus het fundament en de Hoeksteen van de kerk:
Overeenkomstig de taak die God mij uit genade heeft opgelegd, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, en anderen bouwen daarop voort. Laat ieder erop letten hoe hij bouwt, 11want niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt – Jezus Christus zelf.
(1 Kor. 3:10,11)
De kerk is door Hem gegrondvest door Zijn offer aan het kruis, is op Hem gericht en aan Hem onderworpen en wordt door Hem in stand gehouden en gedragen.
Behalve het fundament waarzonder geen enkele gemeente tot stand komt, zijn er nog andere fundamenten die het Nieuwe Testament noemt van belang voor een evenwichtige groei van de gemeente:
- Het fundament van de geloofsbelijdenis: ‘Gij zijt de Christus…’ (Matth. 16:16).
In de geloofsbelijdenis geeft de gemeente aan dat zij gebouwd is op het verlossingswerk van Jezus en niet op eigen verdienste en dat Hij de Heer van Zijn kerk is.
- Het fundament van de apostelen en profeten (Efez. 2:20).
De gemeente wordt in de allereerste plaats gebouwd door de bediening van de apostelen en de profeten. De andere bedieningen zijn vooral gericht op het beheren van de gemeente (b.v. herder en leraar). De apostelen leggen het fundament van de geloofsbelijdenis, de visie en de structuur van de gemeente. De profeten geven de ‘woorden Gods’ door, d.w.z. zij maken de gemeente de plannen van God voor een bepaald moment en een bepaalde plaats bekend en openbaren het geschreven Woord. In het Nieuwe Testament zien we voorbeelden van alle bedieningen, maar ook van meerdere bedieningen in een persoon (Hand. 15). De oproep van Paulus is dan ook om je te blijven uitstrekken naar ‘de hoogste gaven’.
- Principes waarop een nieuwtestamentische gemeente is gebouwd.
- De gemeente is ontstaan uit gebed (Hand. 1:14); de functie van het gebed is het in overeenstemming brengen van de wil van God op aarde en in de hemel. Luc. 18:1-8: gebed heeft te maken met geloof; het blijven verwachten dat God doet wat Hij beloofd heeft (vgl. ‘You said…’).
- Gebouwd op een degelijk fundament: Jezus is daarvan de Hoeksteen. Andere funderingen zijn de belijdenis (proclamatie) dat ‘Jezus is Heer’ (Mat. 16:16-18) en het fundament van apostelen en profeten (Efez. 2:20).
- Er zijn niet slechts enkele (leidende) posities, maar de gemeente kent een veelvoud aan bijbelse leiders en werkers in ambten en bedieningen (Rom. 12:6-8; 1 Kor. 12:28);
- De gemeente ontwikkelt zich door de gave van de vijfvoudige bediening (Efez. 4:11);
- De gemeente ontwikkelt zich volgens het principe van vermenigvuldiging, zowel in leiders en werkers (2 Tim. 2:2), als extern door gemeentestichting (Hand. 8:4; 14:21-23);
- Het priesterschap van alle gelovigen (1 Petr. 2:9,10). Dat betekent dat alle gelovigen een (verschillend) aandeel in de bediening van de verzoening hebben;
- De kerk wordt gebouwd door toewijding en gehoorzaamheid.
> Toewijding: aan Christus, aan de leiders, aan elkaar en aan de opdracht van de kerk (zie b.v. Matth. 6:24; 2 Kor. 8:5; 1 Thess. 2:10.
> Gehoorzaamheid: in de eerste plaats aan Christus en daarna aan de door Hem aangestelde leiders (o.a. Hebr. 13:17)
- Gericht op evangelisatie en zending. Dit was het kenmerk van het leven van Paulus en andere leiders uit de eerste gemeente. Dit is naar Gods wil (2 Petr. 3:9);
- Bouwen aan het zichtbaar maken van het Koninkrijk van God door verkondiging, wonderen en tekenen (Mat. 11:4-6; 12) en zorg voor ‘weduwen, wezen en vreemdelingen’ (Hand. 2:41-47). De gemeente wordt niet alleen herkend aan deze dingen, maar is hierdoor ook een zegen voor de omringende wereld.
- Deel uitmaken van een lokale gemeente is:
- Essentieel voor een gelovige: God werkt niet met individuen, maar met een volk
- Een zegen voor de gelovigen: samen worden ze gebouwd
- Een bescherming voor de ongelovigen: ze zwabberen niet maar heen en weer, maar vinden leiding en veiligheid bij de leiders in de kerk. Daarom waarschuwt Petrus de oudsten dat ze zorgvuldig met de schapen moeten omgaan (1 Petr. 5)
- Een voorwaarde om de wereld te bereiken met het evangelie
- Een afschaduwing van hoe God het gewild heeft en van de eeuwigheid waarin we samen met alle heiligen in Gods aanwezigheid leven.
- De kerk is niet een verzameling individuen, maar een homogeen geheel: een volk!
- Dat betekent dat de verschillende leden invloed op elkaar hebben, net als een lichaam dat ook als één geheel functioneert, zowel wat betreft de goede als de slechte dingen.
- Net als in een lichaam alle leden functioneren, doen de leden van de kerk dat ook.
Consumentisme is een vijand van de kerk, net als individualisme. Dit is de ‘geest van de wereld’. - De kerk functioneert alleen goed in samenhang:
- De leden bouwen elkaar op (1 Kor. 12:25,26)
- Samen laten ze de grootheid van God zien in hun ‘samen wonen’, werk en liefde voor elkaar
- Ze kunnen slechts samen de grootheid en liefde van God bevatten door de dienst van alle leden.
- Als iemand lid wil worden van een kerk, moet hij zichzelf afvragen of hij zijn zelfbeschikkingsrecht aan Christus wil overdragen en samen met zijn medeleden aan de grote opdracht van God wil werken onder de leiding van de oudsten.
In de woorden van Jezus: de kosten berekenen (Lukas 14:28)